“Blijf maar verder kijken, “ zeg ik zacht tegen de man.
Hij zit voor me, ogen dicht, zijn lippen op elkaar geknepen met een zenuwachtige glinstering op zijn voorhoofd.
De knokkels van zijn handen zijn wit, zo klemt hij ze om zijn stoel. Ik hoorde hoe hij zijn voeten naar achter trok, onder de zitting. De stilte in de kamer verraad het nerveuze geluid van zijn wiebelende benen.
Hij is net zijn grootste moment van podiumangst in gestapt.
Moedig. Hij wil zijn grote droom veroveren op zichzelf.
In zijn visioen staat hij aan de grond genageld, in de coulissen terwijl het geroezemoes in de zaal verstomt en het licht dimt. Elk woord wat hij ooit kende is uit zijn hoofd weggevlucht, zijn knieën zijn van rubber, zijn mond kurkdroog. Een wee gevoel in zijn maag.
Dit is het moment waarop hij doorgaans zijn eigen visioen ontvlucht. Ik hou hem heel even daar. Met zijn twee voeten in de angst. Om hem er ultiem van te verlossen.
“Hoe gaat het verhaal verder? , “vraag ik hem.
Hij bijt op zijn onderlip en schud neen.
En dan vertel ik hem hoe hij rustig zijn plaats neemt op het podium en zijn uitgangspositie aanneemt. Die heeft hij oneindig vaak thuis geoefend. Dat was zijn huiswerk. Staan. Twee voeten op de grond, bijna in de grond. Knieën los, bekken los. Breed denken, lang denken. Ademen. Klaar. Hij oefende het voor de spiegel in de badkamer, bij het tandenpoetsen, aan de afwas, terwijl hij staat aan te schuiven bij de kassa in de supermarkt, aan de koffiemachine op kantoor en nu… op zijn plaats op het podium in het licht van de schijnwerpers, midden in zijn grote sprekersdroom die onzacht doorkruist wordt door een ijskoude plens podiumangst.
Zijn lichaam herkent de routine die ik schets. Met gesloten ogen gaat hij rechtop zitten.
Ik vertel hem hoe hij slikt, ademt en zijn papieren op de pupiter legt. Ik vertel hoe hij opkijkt, de zaal in, en mensen herkent die hij graag mag, die naar hem glimlachen. Hoe de woorden komen, eerst voorzichtig en dan steeds vlotter. Hoe hij loskomt en vrij het podium neemt. De zaal hangt aan zijn lippen, hij voelt hoe de beelden en ideeën hun weg vinden in de zaal, hoe alles klopt op dat moment. De trots die hij voelt, de dankbaarheid, de kracht.
Ik schets hem ook hoe hij het applaus ontvangt en later die avond veerkrachtig naar zijn wagen stapt en naar huis rijdt met een voldane glimlach.
De man doet zijn ogen open en ik vang zijn blik.
Zijn ogen blinken.
Dit zijn cruciale momenten tijdens de training spreken voor publiek. En niet alleen dan. Elke keer als hij zijn meest angstige visioen bovenhaalt en het loslaat op het onhoudbare toppunt van spanning, is het ook net de angst die hij aan het oefenen is.
Tegen de tijd dat het tijd is om de presentatie te geven, denkt dat lijf: “ Oh! Dat kén ik! Yep… Zo meteen pakt hij zijn papieren en dan wordt ie heel erg nerveus. Wacht, ik zal hem al helpen en nu alvast een droge mond maken en knikkende knieën”.
We zijn een zoogdier. En nat zoals je een hond kan leren om te kwijlen als er een bel gaat ( dank je Pavlov), kan een mens zichzelf leren om een zweetaanval te krijgen als je je presentatiepapieren vastneemt.
En dus kan je ook trainen om de oplossing van die stress te trainen. Dat wil zeggen: je blijft in je angstvisioen, eventjes langer dan normaal, en je ziet jezelf het oplossen. Je ziet hoe je de woorden vindt en je achteraf trots en blij naar huis gaat.
Daar zal je lichaam ook op anticiperen. Aha! Hij neemt de papieren! Leuk: we gaan iets spannends doen en achteraf voel ik me ongelofelijk voldaan!
Alles is training.
Wij mogen kiezen wat het is, dat we willen trainen…
Wil je meer tips als het gaat om spreken en zelfsabotage?
www.truus.solutions.