De buren hebben gras.
Groen gras.
Felgroen.
Miljoenen volstrekt evenwijdige sprietjes van absoluut egale kleur op een bijzonder respectabel rechthoekig perceel.
Zo strak als een biljartlaken.
Gehoorzaam gras.
Nergens bobbels, putten, mos.
Onkruidloze vlakte waar zelfs de duiven niks op durven loslaten.
Geen spriet die ontsnapt of buiten de lijntjes kleurt.
Buurman is blij en trots.
Terecht.
Want er kruipt veel werk in.
Als ik langsloop complimenteer ik
De zorgzaamheid en toewijding
Het ordelijke plezier
De persoonlijke voorkeur
De oogst
Ik heb konijnen.
honden.
Overhangende bomen.
Ik heb een zwembad, woest mos.
Ik heb rosse plekken en putten
Ik heb veelkleurige emmertjes en zeefjes
Achtergebleven autootjes
Een stukgebeten bal
Onkruid dat blijft staan omwille van de bloemen
Slakken
Een badje voor de vogels
En een voor de muggen, blijkbaar
Er is een Mexicaanse tuinhaard
Bamboe op de foute plek
Een gelig grasvierkant waar steeds het picknickdeken terecht kwam
Stoffige kapotgedanste stukken
Een eigenzinnige moestuin
– eerder een moest-niet-tuin –
een stil plekje onder het vogelnest
meikevers en vlinders
zandbijen
ik heb een homeopathische festivalweide
En als we elkaar tegenkomen
Buurman en ik
Zijn we beiden blij met het contrast
Dan meten we elkaar niet af
Aan de kleur van het gras
Maar wel aan de kleur
van de voldoening