Bij de voorbereiding van een presentatie, is het handig om eerst een raster te creëren. De ruwe bouwblokken zet je in een logische volgorde achter elkaar. Als je een soort tijdlijn voor jezelf maakt, is het een handig idee om de verschillende soorten onderdelen in een andere kleur te markeren. Zo krijg je meteen ook visueel of je voldoende variatie hebt in je presentatie. Gebruik per bouwblok zo weinig mogelijk woorden: 1 woord per onderdeel. Als je elk bouwblok op een kaartje schrijft, kan je bovendien ook elk onderdeel los repeteren en in verschillende volgorden.
Alleen al op deze manier je presentatie repeteren is een enorme verrijking, omdat je jezelf de taal geeft om een en hetzelfde onderwerp op -tig nieuwe manieren uit te leggen.
Noteer je opbouw in steno: korte zinnen die de inhoud schetsen van jouw presentatie. Geef je dezelfde presentatie een hele poos later nogmaals, dan heb je een leidraad en moet je niet terug van nul beginnen.
Je leidraad en bouwblokken kan je gebruiken om je slides mee op te bouwen. Zoek naar krachtige woorden, beelden en lettertypes die passen bij jou, je boodschap en je publiek. Als ik 1 op 1 met sprekers aan de slag ga, is dit een van de vaste haltes in het traject. Hier kan je zoveel winnen. En verliezen. Want het soort slides die noch de spreker, noch de boodschap eer aan doen, tiert helaas nog welig.
De volgende stap is het bouwen van de bruggen.
Spendeer echt minstens 1 repetitiemoment aan alle overgangen in je verhaal. Maak de brug van onderdeel naar onderdeel door middel van associatie, gevoel, emotie,… Leg de logica uit, het idee, de gebeurtenis.
Heel vaak zie je de spreker een nieuwe slide tonen en hop, daar komt het verhaaltje wat er bij hoort.
Betover je publiek door op de volgende stap in je presentatie te anticiperen, het aan te kondigen. Of, als je een bepaalde sfeer, inzicht, oefening of cijfer toont, geef je publiek de handvaten om de info te verteren en omhelzen.