Dat had ik haar nog nooit horen doen.
Ik had het ook nog nooit gezien.
Maar nu dus wel.
De buurvrouw gilde.
Ze was niet de enige trouwens.
In het schemerduister zag ik hoe ze haar hand voor haar mond hield en prompt een meter achteruit deinsde.
Verschrikt keek ik op met mijn beide armen diep in de metershoge rosse beukenhaag. Die had ik niet zien komen. Zij duidelijk ook niet…
“ Wat ben je aan het doen?”, vroeg ze met een blik die er geen twijfel over liet bestaan dat ze op dit moment zich zorgen maakte over mijn geestelijke gezondheid.
Het moet ook een raar zicht geweest zijn: een vrouw die in het bijna-donker de immense beukenhaag te lijf gaat met een doos en bij dit proces tot aan de schouders in de struik verdwijnt.
Ik kijk haar schaapachtig aan, terwijl ik voel hoe de takken van de haag zich – precies zoals ik wilde- vastgrijpen aan de binnenkant van witte open doos. De doos zit met de open bovenkant in de haag en blijft hangen. Met een brede grijns stap ik achteruit en pas nu komt de tekst vrij die ik op de onderkant van de doos geschilderd had. “Beste wensen” in stevige rode letters op het witte karton.
Ze lacht opgelucht.
“ Voor de vuilnismannen, morgenvroeg! “ vertel ik er bij.
Op gepaste afstand is er even een praatje, over de feestdagen en het nieuwe jaar. Over kleine dingen die het de moeite waard maken.
Ik had mezelf beloofd om weer wat meer die kleine gekke dingen te doen, die in me opkomen. Een briefje schrijven, een dansje doen, of – terwijl de aardappelen staan te koken- even de onderkant van een doos beschilderen met een blij stel rode letters.
De volgende ochtend heel vroeg hoor ik de grote vrachtwagen dichterbij komen. De stemmen van de mannen, de muziek door hun luidspreker, de laadbak en de pers, de doffe geluiden van volle zakken die in de buik van de vrachtwagen verdwijnen.
En dan, twee keer heel kort, de toeter.
Boodschap aangekomen.
De dag begint met de glimlach.